orthopedie-geel-logo-nieuw Lorem ipsum

Schouderoperaties


Anatomie van de schouder

De schouder regio bestaat uit 3 beenderen: het schouderblad (= scapula), het sleutelbeen (= clavicula) en de bovenarm (= humerus). Deze 3 beenderen vormen 2 gewrichten. Het eigenlijke schoudergewricht wordt gevormd door de kop van de bovenarm en de kom (= glenoid) van het schouderblad. Het uiteinde van het sleutelbeen vormt een kleiner gewricht met het schouderblad, het AC gewricht (acromio-claviculair gewricht). 

Door de verschillende spieren en pezen rondom het schoudergewricht, kan men de arm bewegen en kracht zetten. De voornaamste spieren en pezen zijn de rotatorcuff (= subscapularis, supraspinatus, infraspinatus en teres minor), de lange bicepspees, het deltoid en de grote borstspier (= pectoralis major). Bovendien beweegt het  schouderblad zelf ook ten opzichte van de borstkas (= thorax) met behulp van verschillende spieren.

 

Artikel Anatomie van de schouder1

De voornaamste aandoeningen van de schouder

 

1.     impingement 

2.     peesscheuren 

3.     instabiliteit en schouderluxatie (= 'uit de kom') 

4.     schouderartrose 

5.     frozen shoulder 

6.     AC artrose 

7.     breuken van de schouder en sleutelbeen

1. Impingement

Artikel 1. Impingement1

Hiermee bedoelen we het inklemmen van de pees en slijmbeurs tegen het dakje van de schouder (= acromion). Dit wordt veroorzaakt door een beenderig uitsteeksel van het acromion (deel van het schouderblad) waaronder de pees en slijmbeurs gekneld raken. Dit kan op termijn lijden tot een peesscheur (rotatorcuff ruptuur). De initiële behandeling is niet-operatief en bestaat onder andere uit pijnstilling, kinesitherapie en/of een inspuiting (infiltratie). Indien de klachten blijven aanslepen ondanks deze niet-operatieve behandeling, kan worden overgegaan tot een artroscopie ( = kijkoperatie). Bij deze operatie wordt het beenderige uitsteeksel aan het acromion weggefreesd zodat de pees en slijmbeurs niet langer kunnen inklemmen. De ingreep gebeurt meestal via daghospitalisatie. U krijgt een algemene narcose, in combinatie met een locoregionale verdoving van de volledige arm via een prik in de hals. Na de operatie krijgt u een draagdoek voor 2 weken om de arm te laten rusten. U mag dit verband regelmatig uit doen om de arm te bewegen binnen de pijngrens. 

2. Peesscheuren of rotator cuff rupturen

Dit betekent dat de pees van het bot is losgekomen of afgescheurd.  Deze kunnen ontstaan door een val, een trauma, bruuske bewegingen of door een normaal slijtageproces.  De behandeling is afhankelijk van de leeftijd en het type scheur, maar is meestal chirurgisch. Hierbij wordt de gescheurde pees terug tegen het bot gehecht.  De ingreep is eveneens onder algemene en loco-regionale verdoving.  Na deze ingreep hebben de patienten een draagdoek voor een 6-tal weken.  Indien de patiënt(e) te oud is voor een herstel, omdat op oudere leeftijd door een kwalitatieve achteruitgang van het peesweefsel een nieuwe afscheuring te verwachten is, kan eventueel de optie van een schouderprothese worden voorgesteld indien de klachten niet onder controle komen met niet-operatieve middelen.

 

Artikel 2. Peesscheuren of rotator cuff rupturen1

3. Schouderluxatie (= 'schouder uit de kom')

Dit betekent een ontwrichting van de schouderbol uit de schouderkom.  Meestal komt dit door een trauma (vb val met de fietsof tijdens voetbal).  De schouder dient zo snel mogelijk gereduceerd te worden na nemen van RX.  Hierbij wordt de schouder terug in de kom getrokken. Best gebeurt dit onder narcose.  Bij jonge patiënten is de kans om een nieuwe schouderluxatie bijzonder groot zodat de optie van een stabilisatie-ingreep kan worden besproken om een herval te vermijden.  Er zijn verschillende soorten stabilisatie-ingrepen die gekozen worden op basis van verschillende factoren.

Artikel 3. Schouderluxatie (= 'schouder uit de kom')1

4. Schouderartrose

Artikel 4. Schouderartrose1

Bij schouderartrose is het kraakbeen van het schoudergewricht beschadigd met pijn en bewegingsbeperking tot gevolg.  Aanvankelijk wordt geprobeerd met een inspuiting (corticoiden of gelinspuiting) de pijn onder controle te krijgen.  Indien dit geen effect meer heeft kan de optie van een prothese worden voorgesteld.  De keuze van prothese (anatomische of omgekeerde prothese) is afhankelijk van een aantal factoren zoals, de leeftijd, de kwaliteit van de schouderpezen,enz.  Dit zal steeds op voorhand met de chirurg worden besproken.

 

5. Frozen Shoulder

Frozen shoulder betekent letterlijk vertaald “bevroren schouder”, wat wil zeggen dat de beweging in het schoudergewricht bijzonder moeizaam en beperkt is.  Dit gaat vaak gepaard met veel pijn, voornamelijk nachtelijke pijn.

De oorzaak van een frozen shoulder kan een trauma zijn of een ingreep, maar meestal is de oorzaak niet gekend.  Vaak is er een verband met diabetes, schildklierlijden of andere onderliggende ziektes.

De behandeling van frozen shoulder is veelal conservatief, dit wil zeggen: niet met een ingreep op te lossen.  Voldoende pijnmedicatie en ijsapplicaties kunnen helpen, eventueel ook een inspuiting in het schoudergewricht.  Kinesitherapie kan worden voorgesteld indien dit niet te agressief is en binnen de pijngrens.  In uitzonderlijke gevallen kan een arthroscopie of kijkoperatie worden voorgesteld, waarbij het gewricht langs binnen wordt losgemaakt.

De behandeling van frozen shoulder duurt minstens 6 maanden tot een jaar, in vele gevallen zelfs tot 2 jaar.

Artikel 5. Frozen Shoulder1

6. AC- artrose

Artikel 6. AC- artrose1

Het AC-gewricht of AcromioClaviculair gawrichtis het gewricht tussen het sleutelbeen en de rest van het schouderblad.  Bij artrose in dit gewricht situeert de pijn zich vaak boven op de schouder.  Vooral activiteiten boven schouderhoogte zijn hierbij pijnlijk.

De behandeling is aanvankelijk conservatief, met name pijnmedicatie, ijsapplicaties en eventueel een lokale infiltratie. 

Indien deze behandelingen niet helpen kan eventueel een ingreep worden voorgesteld.  Deze kan bestaan uit een kijkoperatie met het verwijderen van een klein stuk van het sleutelbeen.  De ingreep kan eveneens via een kleine insnede gebeuren, waarbij er een halve cm van het uiteinde van het sleutelbeen wordt verwijderd.

 

7. Breuken van de schouder en het sleutelbeen

Breuken van het sleutelbeen kunnen niet operatief worden behandeld indien de pijn onder controle is, en vooral bij jonge patiënten.  Indien de breuk te ver uit elkaar staat kan de optie van een operatief herstel met plaat en schroeven worden overwogen en voorgesteld aan de patiënt.

Breuken van de bovenarm : indien de stand van de breuk aanvaardbaar is kan dit perfect met een draagdoek gedurende enkele weken worden behandeld.  Indien de stand van de breuk niet aanvaardbaar is kan de optie van een operatieve fixatie of eventueel zelfs een prothese worden voorgesteld.

Wat de revalidatie betreft na een breuk van de bovenarm rekenen we minstens op 3 tot 6 maanden revalidatie.

Artikel 1
Artikel 2
Menu